Klik hier voor grote afbeelding (met gegevens)
Houten tongewelf

Een tongewelf dat van hout gebouwd is in plaats van in metselwerk opgetrokken heeft voor- en nadelen. Het belangrijkste nadeel is direct duidelijk: het is brandgevaarlijk. Bovendien kan het niet zwaar belast worden, zoals veel stenen gewelven. Daarom wordt het soms als een schijngewelf beschouwd.
Het relatief lage gewicht is een voordeel. De muren worden minder zwaar belast. Een ander belangrijk punt loopt niet direct in het oog: de gewelf is in feite een deel van de kapconstructie. De kap van een in steen overwelfd gebouw begint boven de kruin van het gewelf, bij het houten gewelf begint de kap meestal aan de voet van het gewelf. De kapspanten vormen het geraamte en de spantbenen, die normaliter op de zolderbalken staan, moeten dan ook door trekbalken of -stangen bij elkaar gehouden worden, al bestaan er ook voorbeelden zonder trekbalken. Niet alleen de spanten moeten een halfronde vorm omsluiten, ook de sporen. Dat is het best te zien bij een tongewelfvormige sporenkap.
Er bestaan diverse varianten van het houten tongewelf. De doorsnede is meestal halfrond of spitsbogig, soms heeft deze echter de vorm van een drielob. Hiervoor is een ingenieuze kapconstructie nodig.
Terwijl de stenen tongewelven na het romaans niet meer in de mode waren, bleef de houten variant ook in de gotiek en renaissance geliefd. Tegelijk ontstonden andere vormen. Door steekkappen kon de vorm van het kruisgewelf nagevolgd worden.




Tekst: Jean Penders, 01-2006. Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: Jean Penders